Crayonné au théâtre

De wanhoop in de laatste plaats van mijn Idee, dat leunt op een of ander balkon gespoeld in lijm of papier-maché, verloren blikken, trekken op voorhand al moe van het niets, het is dat, helemaal niet! Na weinig woorden op de bune door haar versmaad als haar eenzame stuntvlucht hem niet verslaat, ziehier wie steevast fluistert op een toon van dove angst en mij de afstand aanreikend die hij doet van de vlucht, nog lang opgejaagd door zijn bevlieging. “Maar ’t is heel goed, ’t is perfect – wat schijnt u nog te verlangen, mijn vriend?” dan met één hand verlost van de waaier: Laat ons (doet ze teken) toch gaan – we zouden ons zelfs niet vervelen en ik zou vrezen niets anders te kunnen dromen.— De auteur of zijn gelijke, wat ze wilden doen, dat hebben ze gedaan en ik zou eender wie uitdagen tot een uitvoering die beter is of verschillend.”

Wat hadden ze dan willen bereiken, o mijn ziel? antwoordde ik een keer en nog steeds verbluft dan de verantwoordelijkheid ontduikend een zo exquise, abnormale dame hierheen gevoerd te hebben want zij is het niet, natuurlijk! of men er een ziel in moet zien dan wel ons idee (te weten de godheid aanwezig in de menselijke geest) die despotisch voorstelt “Kom!”.

Maar een gewoonlijk gebrek, onbezonnen, bij mij thuis, van vooruitziendheid.

“Hetgeen ze wilden doen?” neemt zij niet de voorzorg verder te gaan ten aanzien van een geveinsde nieuwsgierigheid “ik weet niet, of toch..” bestraffend, de ergste marteling maar al te goed vindend en zelfs niet toetakelend datgene wat men tegemoet kwam en verdwaalde! een gapen dat het uiterste is, bijna naïef en het meest verlaten protest of waarvan de luister met duizend schreeuwen als een echo de stralende en zichtbare gruwel opheft.

“Misschien dit hier.”

Ze expliqueerde en prees inderdaad de poging van mensen die met een onbetwist talent en zelfs met bravoure als hun nutteloosheid bewust was, maar met middelmatige elementen, geput in hun speciale notie van het publiek, het prachtige gat vullen of de verwachting die zich, als een honger, elke avond uitholt, op het ogenblik dat de horizon schittert, in de mensheid – muilouverture van de hersenschim, miskend en met grote zorg tekort gedaan door het sociaal arrangement.

Iets anders leek onnauwkeurig en inderdaad wat te zeggen? Het is met de mentale situatie zoals met de meanders van een drama en zijn onontwarbaarheid wil dat in de afwezigheid aldaar van datgene waarvoor er geen gelegenheid is te praten, of het Visioen zelf, eender wie die zich in een hedendaags theater waagt, gestraft wordt met de kastijding van al het geschipper, als het een man van smaak is, door zijn onmogelijkheid om niet te applaudisseren. Ik denk, overigens, in hoeverre het interessant is om motieven te achterhalen voor de bedaardheid van zo’n personage, of Ons, Mij, dat het foute initiaal zal blijven opduiken in het spektakel met zijn Ziel with Psyche, my soul: wat dat! Als alles toeneemt volgens het banale misverstand van gebruiken, zoals door nood zijn zuiver oordeelsvermogen voor de evaluatie van zaken die reeds schijnbaar ingang hebben gevonden in de kunst of tweedehands, kortom van oeuvres.

De Kritiek, in zijn integriteit, is niet, heeft geen waarde of evenaart bijna niet de Poëzie, aan de welke een nobele aanvullende handeling te verschaffen
, slechts, direct en groots, ook de fenomenen beogend of het universum: maar in weerwil daarvan door zijn hoedanigheid van primordiaal instinct geplaatst in het geheim van onze kronkelingen (een goddelijk ongemak),
zij afstand doet voor de aantrekking van het theater dat slechts een voorstelling toont, voor hen die helemaal niet de dingen an sich hoeven te zien! van het stuk geschreven op de folio van de hemel en nagebootst met het gebaar van zijn passies door de Mens.

De dwalingen terzijde die futloos debatteren, komaan! Reeds bereidt de tijd zo’n aannemelijke transformatie; zo verlaat wat men vroeger de dramatische kritiek noemde of het feuilleton, wat niet meer te doen is, zeer correct zijn plaats aan de verslaggeving van de eerste avonden, telegrammatisch of zonder enige andere eloquentie dan die de functie van spreker in naam van een eenstemmigheid van stommen met zich meebrengt. Voeg daaraan de indiscretie toe, hier de coulissen, niemendalletjes gaas of huid gevangen tussen de lijsten in ontwerpen inderhaast opgezet voor de repetitie (een genot de primeur zij het slechts van nodeloze herhalingen): wat de pers van faits divers aan het theater zal weiden. De paradox bij de betere schrijver was lange tijd, met fuga’s en imaginatieve orgelpunten, men herinnert het zich, om het literaire genre in te nemen dat datgene maakt wat het proza onthult, de Kritiek, om de wisselvalligheden aan te duiden van een artikel van de geest of van de mode.


Ook, als de avond niets aankondigt, ontegensprekelijk
dat de moeite loont om zich met gezwinde pas in de kaken
van het monster te gaan gooien en met dat spel elk recht te
verliezen om ermee te spotten, zichzelf de enige belachelijke!
is er geen gelegenheid om zelfs een paar woordjes te zeggen
uit de hoek van het vuur; gezien dat als het oude geheim
van hartstochten en praal dat daar kronkelt, onder onze strakheid,
de verlichte vorm van de haard, de obsessie oproept
van een theater nog gereduceerd en minuscuul in de verte
, is het hier
een intiem galafeest.


(Vertaling naar S. Mallarmé, Igitur. Divagations. Un coup de Dés, Gallimard, Paris 2003, p 186-189.)

Geen opmerkingen: