Kellendonk wordt bij de academisten gerekend. Hij stierf als docent Engelse letterkunde en auteur van enkele korte romans en verhalen in 1990, 39 jaar oud.
Hij gebruikte een academische kennis van het Nederlands om zeer scherp te vatten wat er door het hoofd gaat van hoofdpersonages als Gijselhart, Prul en Leendert. Hun lichamen zijn de bescheiden media waarlangs een realistisch en -helaas voor hen- hilarisch beeld van het naoorlogse Nederland geschetst wordt.
Zachtjes stovend in zijn tevredenheid zat Gijselhart te luisteren naar de dreun van haar hese alt, een muziek even knus en kalmerend als het denderen van een lange nachttrein. Een beetje alert moest hij wel blijven, teneinde snel een wissel te kunnen omgooien wanneer haar stem hysterisch begon te accelereren, maar hij wist dat het voor zijn gemoedsrust beter was om met omfloerste oren te luisteren en wat ze zei niet tot zich te laten doordringen.
En hij had zelf zoveel om over na te denken. Bijvoorbeeld hoe onbegrijpelijk het was, achteraf, dat hij er jaren over gedaan had om van zijn dochter te leren houden. ...
(p 30/144)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten