Henry Miller, Plexus

Henry Miller wordt geciteerd door Deleuze voor de manier waarop hij het gelaat van zijn minnares beschrijft als een witte muur: Ik heb de muur doorbroken...mijn ogen dienen me tot niets, omdat ze me enkel het beeld van het bekende terugsturen. Mijn hele lichaam moet ononderbroken stroom van licht worden, zich voortbewegen aan een steeds hogere snelheid...
Ook de zwarte gaten treft hij aan beschreven door Henry Miller
: …een vaste, zwarte ster die door het gat in het plafond over hun echtelijke cel scheen…(Henry Miller, Kreeftskeerkring)

Plexus bevat in Millers vrij associerende stijl stukken over zijn schrijfmethode, zijn mystieke identificatie met Van Gogh, zijn wilde interesse in alles, schrijven over wat dan ook. (cf. de heuristiek van het toeval, le plaisir du texte), en de betovering van namen (van Italiaanse schilders en steden). (Het niet-schilder zijn lijkt voor Miller vast te staan, bijna als een onderdeel van zijn schrijverschap.)

Op het einde van een hoofdstuk verdedigt Miller het dichtklappen van het boek, waarna het lezen doorgaat. Dat heb ik gedaan. (Ook de filosofie moet zijn zuiverheid in de daad zoeken, die zegt men voor de mens sinds de zondeval bij het woord is gevoegd.) De lezing gaat zodanig verder in andere boeken (opgeschreven, uitgesproken of uitgebeeld), dat het niet tijdig dichtklappen het einde van de lezing betekent, en het begin van een half hypnotiserend gedruis der drukletters, een herhaling, een hygiënische afwerking of een druktechniek toegepast op de hersenen, misschien nuttige methodes voor bepaalde doeleindes.

Zolang elk doeleinde er ver buiten ligt [1], is lezen meer een overgebleven methode, gedwongen voeding in een kale omgeving. In de lege groene uren die het bestaan kenmerken, brengen stukken van de stedelijke taalstroom van Miller in de dertiger jaren (van hemzelf en van de eeuw) achter zijn typmachine leven. Ik las omdat ik achter het genot meer genot vermoedde en zolang ik door niet teveel herhaald materiaal moest graven (waartoe ik door het genot minder in staat werd) tot bij de constellaties, ging ik verder; als dit wel gebeurde, had ik er grotere sprongen van de ogen tot zelfs handmatig geblader voor over, hopend op nieuw materiaal dat zou volstaan voor de verschrikkende suspens van genot.




[1] Het werk (van Huysmans) is van een eindeloos andere betekenis dan het leveren van zelfs uitzonderlijke documenten. (Vertaling naar S. Mallarmé, Igitur. Divagations. Un coup de Dés, Gallimard, Paris 1976, p 302.)


Geen opmerkingen: